In pijnstillers bevinden zich vaak stoffen als paracetamol en cafeïne. Met behulp van HPLC zijn deze stoffen kwalitatief en kwantitatief te bepalen.

Standaardoplossing paracetamol (2500 mg/l eluens)

Standaardoplossing cafeïne (500 mg/l eluens)

APC-tabletten (deze bevatten 500 mg acetylsalicylzuur, 250 mg paracetamol en 50 mg cafeïne per tablet).

Verdun de paracetamolstandaard 25 keer. Pipetteer daartoe 10 ml standaardoplossing in een maatkolf van 250 ml, vul aan en homogeniseer.

Verdun de cafeïnestandaard 5 keer. Pipetteer daartoe 20 ml standaardoplossing in een maatkolf van 100 ml, vul aan en homogeniseer.

Maak vanuit de verdunde standaardoplossingen in maatkolven van 100 ml de volgende ijkreeks:

Breng een APC-tablet in een bekerglas van 250 ml en voeg 100 ml demiwater toe. Maak het tabletje met een roerstaaf fijn en los het zo goed mogelijk op.

Filtreer de oplossing over een vouwfilter en vang het filtraat op in een maatkolf van 500 ml. Spoel het residu na met drie porties demiwater van ca. 25 ml.

Verdun deze monsteroplossing als volgt:

voor de bepaling van paracetamol: 2 ml in een maatkolf van 100 ml

voor de bepaling van cafeïne: 10 ml in een maatkolf van 100 ml.

Vul de maatkolven aan en homogeniseer.

Filtreer de verdunde monsteroplossingen over een 0,45 μm filter (Millipore). De eerste paar milliliters niet gebruiken; vang ca. 5 ml op in een monsterflesje.

Stel de apparatuur in volgens de handleiding.

Voer de bepaling in duplo uit.